In de media (1)

 

 

 

 


 

 

Kampioen in kinderopvang

 

Driekwart van kinderen onder de drie jaar wordt ondergebracht

 

23 augustus 2016

Eva Gabeler

 

 

Puppies mogen het nest niet verlaten voordat ze zeven weken oud zijn. Waren de regels over kinderopvang maar net zo duidelijk. Hoe goed is het om je kind elders onder te brengen, vragen we onszelf af nu we dat massaal blijken te doen.

 

De kinderopvang was het schrikbeeld van de jaren vijftig: hoe kan een kind zichzelf goed ontwikkelen zonder ouders? Niet, zo was de heersende opinie. Stukje bij beetje kwamen we daarop terug. Ouders werden coulanter met het onderbrengen van kinderen, mede dankzij wetenschappelijk onderzoek dat in de jaren negentig eigenlijk pas goed en wel begon.

 

En nu, in 2016, blijkt dat Nederlandse ouders Europees kampioen zijn in het onderbrengen van hun kinderen. Driekwart van de kinderen onder de drie jaar krijgt opvang, berekende het CBS. Ze gaan naar opa en oma, worden samen met broertjes en zusjes thuis opgevangen en gaan naar speciale dagverblijven in groepen met een stuk of twaalf anderen.

 

Massaal naar de opvang dus. En toch blijft het een gevoelig onderwerp. "Zeker als je een baby naar de crèche brengt, voel je je schuldig", zegt Anna Joostensz, moeder van twee kinderen en parttime financieel adviseur bij Siemens. Haar man werkt voltijd en ze gaan nog steeds naar de opvang. "Maar het viel me vooral zwaar toen ze zo jong waren."

 

Hoe kan het toch dat Nederlandse ouders de kinderen tóch wegbrengen, ondanks dat knagende gevoel?

 

Misschien moeten we dat kampioenschap eerst maar eens nuanceren, vindt oudervereniging Boink. De vergelijking met andere Europese landen geeft een vertekend beeld, volgens voorzitter Gjalte Jellesma. "In Nederland krijg je maar zestien weken ouderschapsverlof, terwijl dat in Duitsland, Frankrijk en Zweden een heel jaar is. Het is appels met peren vergelijken."

 

Bovendien brengen Nederlanders hun kind relatief weinig uren naar de opvang, blijkt uit de CBS-cijfers. Nederland is het enige land waar ruim de helft van de kinderen minder dan 30 uur per week doorbrengt bij een opvang. "Hier gaan kinderen ongeveer twee dagen per week naar de opvang, in het buitenland is dat vaak fulltime", zegt Jellesma.

 

Nederlanders zijn daarom eerder kampioen combineren: werk, kinderen en vrije tijd. Ook Anna Joostensz kon het niet opbrengen om haar baan bij Siemens op te geven. "Het is financieel onmogelijk om het eerste jaar na de bevalling helemaal niet te werken. En dat heb ik ook nooit gewild."

 

Toch gaat ze nu een dag minder werken. Het werd haar te veel. Als ze voor de kinderen kookt, zit ze met haar hoofd bij een vergadering. Eenmaal aan het werk, vraagt ze zich af hoe het met de kinderen gaat. "Ik merk dat ik me nergens volledig aan overgeef. Op mijn werk denk ik aan thuis en andersom. Ik weet niet of het terugschroeven van werkzaamheden de oplossing is, maar ik kan het op z'n minst proberen."

 

En dan zijn er nog de wetenschappelijke onderzoeken die bijdragen aan de angst om het verkeerd te doen. Hoogleraar ontwikkelingspsychologie Carolina de Weerth denkt dat kinderopvang voor kinderen jonger dan één jaar geen optimale zorg is. "Dat is een heel belangrijke periode, die bepalend is voor de rest van de ontwikke­ling van het kind. Als je die verstoort, kunnen later gedrags- en leerproblemen ontstaan."

 

Stress

 

Die problemen zouden kunnen ontstaan bij stress in de eerste paar maanden van het leven. "Als ze veel verschillende gezichten zien of geluiden horen - zoals op een crèche - schiet het stresshormoon in het lichaam omhoog. Wat de consequenties precies zijn, moet nog blijken."

 

Ze pleit daarom voor een permanente verandering in het kabinetsbeleid. Daarvoor valt ze terug op economische modellen. "Het kost de maatschappij meer om op 15-jarige leeftijd in te grijpen bij gedrags- of leerproblemen, dan dat het zou kosten om ouders een jaar vrij te geven om voor hun kind te zorgen."

 

Hoogleraar kinderopvang Ruben Fukkink ziet dat niet zo snel gebeuren. Hij is een stuk minder pessimistisch over kinderopvang. Ook hij benadrukt evenwel het belang van vaste verzorgers in het eerste levensjaar. "Maar dat betekent niet dat de opvang verboden terrein is. Je moet het gewoon anders inrichten: meer structuur en meer medewerkers op kleinere groepen."

 

Hij ziet veel positieve gevolgen van kinderopvang: kinderen worden slimmer van de opvang. Ze zijn mondiger, maken langere zinnen en hebben een grotere woordenschat, blijkt uit onderzoek. Ook de schrijf- en rekenvaardigheid groeit sneller.

 

Het is de strijd tussen sociaal emotionele ontwikkeling en de cognitieve ontwikkeling, legt hij uit. De wetenschap is nog niet ver genoeg om te duiden welke van de twee belangrijker is. "Eigenlijk zijn we bezig met het grootste sociale experiment aller tijden. Pas sinds de jaren 90 wordt er fatsoenlijk onderzoek gedaan naar kinderopvang."

 

 

http://www.telegraaf.nl/reportage/26460212/__Kampioen_in_kinderopvang__.html

 

 


 

 

 

 

volgend artikel: klik hier